De les die niet uit de holocaust te trekken valt

Hoe de holocaust te begrijpen en welke lessen te trekken uit de holocaust? Dat waren twee van de centrale vragen die docent geschiedenis aan de Universiteit Maastricht en hoogleraar Duitse geschiedenis aan de KU Leuven G. Verbeek zich stelde in het kader van zijn lezing: Na de holocaust: kan men lessen trekken uit het verleden voor Studium Generale Universiteit Maastricht op donderdag 26 januari in het kader van de internationale herdenking van de bevrijdingsdatum van het concentratiekamp Auschwitz. In dit artikel leidt mijn eigen verwerking van deze lezing tot verrassende antwoorden op beide vragen: (1) De uitspraak Wir haben es nicht gewusst is niet zozeer een smoes achteraf, als wel een gevolg van de industriële organisatie van de holocaust door de nazi’s. (2) Tolerantie ten aanzien van immigratie is niet de les die we uit de holocaust kunnen leren, want wat een samenleving in tijden van voorspoed nog wel aankan, leidt in tijden van tegenspoed tot sociale spanningen.

Hoe de holocaust te begrijpen?

Om de holocaust te begrijpen verwijst Verbeek allereerst naar het eeuwenoude antisemitisme. In de christelijke variant daarvan worden de joden afgeschilderd als de moordenaars van Christus. Sinds de 19de eeuw krijgt dit antisemitisme een zweem van wetenschappelijkheid doordat men het vanuit darwinistisch perspectief gaat bekijken. Antisemitisme alleen, is volgens Verbeek echter een onvoldoende verklaring. Andere landen, met name in Oost-Europa, kennen een veel verdergaande antisemitische traditie. Een tweede verklaring is de industriële mentaliteit van de Duitsers. Met hun organisatievermogen, hun planmatigheid, hun gezagsgetrouwheid, hun punktlichkeit en hun gründlichkeit zijn ze in staat gebleken de holocaust te organiseren . De genocide verloopt in hoge mate gesystematiseerd alsof het een productieproces betreft. Een derde verklaring heeft betrekking op het feit dat Duitsland vanaf 1939 oorlog is. Als die oorlog er om de een of andere reden niet was geweest, of als de Duitsers al na een betrekkelijk korte oorlog hadden gewonnen, dan waren de nazi’s, volgens Verbeek, veel minder in de gelegenheid geweest om de holocaust op eenzelfde meedogenloze manier te voltrekken?

Nu is die oorlog natuurlijk niet uit de lucht komen vallen: ze is door de nazi’s voorbereid. Toch vragen historici zich af in hoeverre de holocaust vooraf gepland is, of in hoeverre deze het gevolg is van een op hol geslagen machine. ‘Intentionalisten’ gaan uit van een bedachte, planmatige aanpak. ‘Structuralisten’ daarentegen menen dat de oorlog haar eigen dynamiek heeft en dat plannen werden aangepast aan de steeds wijzigende omstandigheden, waardoor de planners zelf speelbal van het proces werden. De waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden, maar ik sluit niet uit dat de plannen van de Duitsers door de dynamiek van de oorlog van kwaad tot erger werden.

Waar intentionalisten geneigd zijn de verantwoordelijkheid te leggen bij een beperkt aantal planners, daar gaan structuralisten uit van een groot, niet te overzien, autonoom proces, waarin vele individuen fungeren als kleine daders met een beperkte verantwoordelijkheid. Wie meedeed aan razzia’s om joden op te pakken, wist bijvoorbeeld niet dat ze later vergast zouden worden. Daarmee is het oppakken van joden natuurlijk niet goed gepraat, maar zijn deze personen die joden oppakten nog niet verantwoordelijk voor het vergassen van joden. Vandaaruit is ook de reactie Wir haben es nicht gewusst te verklaren: velen wisten een deel, maar weinigen wisten het geheel.

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dit opdelen van werkzaamheden en verantwoordelijkheden deel uitmaakt van een industriële aanpak die, behalve voor efficiëntie en doelmatigheid, ook ervoor zorgde dat de nazileiding de touwtjes in handen behield. Zoals paarden met kleppen op zich beter laten mennen, zo laten werknemers wiens blikveld niet verder reikt dan de eigen taak, zich makkelijker manipuleren. Wir-haben-es-nicht-gewusst is

dus niet enkel een smoes achteraf, en ook niet enkel een structuralistisch verschijnsel, maar een consequentie van de industriële managementstijl die de nazi’s hanteerden. Befehl-ist-befehl past ook binnen deze industriële managementstijl. Dat de nazi’s strategisch omgingen met het onthouden van informatie over de holocaust, blijkt ook uit het gegeven dat de concentratiekampen op Duits grondgebied enkel werkkampen en geen vernietigingskampen waren.

Welke les (niet) te trekken uit de holocaust?

De gedachte dat er lessen uit de holocaust te trekken zijn, gaat uit van de gedachte, dat als het verleden maar goed verwerkt is, dat het dan in het heden goed zal gaan. Verbeek toont zich over deze gedachtegang enigszins kritisch. Om te beginnen geeft hij aan dat herinneringen niet altijd de beste raadgever zijn. Herinneringen zijn selectief. Men herinnert zich dat wat men zich wil herinneren. Ook kan er sprake zijn van een teveel aan herinneringen. Problemen van nu vragen om oplossingen van nu, en dan kan een teveel aan herinneringen belemmerend werken. Herinneringen kunnen ook verworden tot een sjabloon dat al te herkenbaar wordt, waardoor – vooral bij jongeren – holocaustmoeheid kan ontstaan. Enerzijds bestaat de tendens om de holocaust tot iets unieks en onvergelijkbaars te maken. Dan wordt de holocaust tot iets onkenbaars. Dan kun je daar – zeker als jongere – niet over meepraten. Anderzijds wordt de holocaust universeel gemaakt en toepasbaar geacht op allerlei misstanden. Vergelijkingen met de holocaust zijn onder meer gemaakt ten aanzien van de gevolgen van de atoombom, de verdrijving van indianen in de VS, de slavernij in Afrika, de behandeling van dieren in de bio-industrie en abortus. Bij zoveel vergelijkbare zaken leidt het begrip holocaust aan inflatie en denkt met name de jongere: waarom toch altijd weer die vergelijking met de holocaust.

Hoewel ik er geen voorstander van ben de jeugd al te zwaar met de holocaust te belasten (al was het maar omdat ik meen dat jongeren vanwege hun onvolgroeide prefrontale cortex, aan al te zwaar gemoraliseer nog niet toe zijn), en hoewel ik niet in de veronderstelling leef dat de geschiedenis zich steeds maar op eenzelfde manier herhaald, meen ik uit het verhaal van Verbeek toch een les te kunnen destilleren die ik aan de lezer wil voorleggen. Die les verraste mezelf ook, toen ze bij me opkwam.

Probleem met de meeste lessen die men wil trekken uit de holocaust, is dat ze intentioneel van aard zijn. Men wil goede intenties bij de mensen inplanten zodat een holocaust zich niet meer zal voordoen. Mijn les is structuralistischer van aard. Het gaat om risico’s die ondanks – of misschien wel dankzij – goede intenties, toch ontstaan. Veelgehoord is te oproep tot tolerantie tegenover allochtonen: want weet dat de holocaust het gevolg was van intolerantie. Mede vanuit die gedachte hebben politici zich uitgeput om ten aanzien van immigratie vooral een tolerant beleid te voeren. Het merkwaardige feit doet zich nu voor, dat juist dit tolerante beleid ten aanzien van immigratie een nieuw potentieel probleem met intolerantie in de toekomst heeft doen ontstaan. Nu wil ik beweren dat een nieuwe holocaust aanstaande is. Waar ik wel op wil wijzen, is op de structuur van het potentiele toekomstige probleem dat ik signaleer.

Cruciaal element in het verhaal van Verbeek is dat maatschappelijke tegenstellingen zich in oorlogstijd kunnen verharden. Dan is het alleszins aannemelijk als ik zeg dat die tendens tot verharding, ook al bestaat als er sprake is van een ernstige economische terugval. Als de totale te verdelen koek kleiner wordt, dan verhardt zich de strijd om ieders aandeel en dat kan leiden tot sociale spanningen. We leven nu al in crisistijd, maar tot nog toe hebben weinig mensen daar in materieel opzicht last van. In die zin wil ik de crisis op dit moment in Nederland, nog niet als ernstig bestempelen. Ik acht het ook niet uitgesloten dat die hele crisis met een sisser afloopt. Ik acht het evenwel ook niet uitgesloten dat de crisis op een gegeven moment wel hard toeslaat. Op langere termijn bezien is het zeker niet vanzelfsprekend dat de voorspoed van de afgelopen decennia, komende decennia zal voortduren. Doordat de afgelopen decennia de welvaart in Nederland steeds is toegenomen, heeft de aanhoudend forse immigratie nooit tot overgrote spanningen geleid, hoewel ook onder deze gunstige omstandigheden de onvrede in de samenleving wel is toegenomen. Wat nu als vanwege de eurocrisis of vanwege een aanstaande energiecrisis die voorspoed een flinke knauw krijgt? Dan is het niet denkbeeldig dat de bestaande spanningen in de samenleving verder zullen toenemen. En, zonder meteen het ergste te vrezen, doen spanningen tussen bevolkingsgroepen in tijden van crisis doet toch wel denken aan de vooroorlogse situatie in Duitsland. Ook toen verscherpte een hevige economische crisis de sociale tegenstellingen. Met een beroep op tolerantie hebben we dus zulk een vergelijkbare omstandigheid opnieuw laten ontstaan. In naam van tolerantie hebben politici onder gunstige omstandigheden een situatie laten ontstaan die onder ongunstige omstandigheden tot intolerantie kan leiden. Nog korter samengevat: in naam van tolerantie is de kans op toekomstige intolerantie vergroot. Vanuit een louter intentionalistisch perspectief is dit niet te begrijpen omdat daarbij wordt uitgegaan van een soort ongeschreven wet van behoud van intentie. Tolerantie leidt volgens deze wet noodzakelijkerwijs tot tolerantie. En waar een intentionalistisch perspectief het laat afweten, daar is een structuralistisch perspectief onontbeerlijk.