Naar aanleiding van Nova 4 april 2009
Het succes om vrouwenbesnijdenis te voorkomen is opmerkelijk. De argumenten achter de gedragsverandering (mensenrechten, gezondheid, geloofsvragen) zijn rationeel genoeg om hun westerse afkomst te verraden. Toch lijken deze rationele argumenten gedragen te worden door de plaatselijke bevolking. Zij voelen zich als het ware eigenaar van deze argumenten. De vraag is hoe dit bereikt wordt. Uit de reportage zijn een viertal redenen te destilleren:
Ten eerste wordt niet geprobeerd individuen maar hele dorpsgemeenschappen te bereiken. Dat heeft als belangrijke voordeel dat het nieuwe inzicht geen tweedracht zaait binnen de dorpsgemeenschap en niemand wordt buitengesloten. Ten tweede maakt men gebruik van de bestaande gezagsstructuur van het dorp. Het dorpshoofd speelt immers een belangrijke rol bij het uitdragen van de gedragsverandering. Ook bij contacten met andere dorpen is belangrijk dat deze verlopen via het erkende gezag van het dorpshoofd. Ten derde is van niet te onderschatten belang dat de gemeenschap de nodige tijd (3 jaar) krijgt om aan de gedragsverandering te wennen en dit op zijn consequenties te bezien. Veel ontwikkelingsprogramma’s mislukken waarschijnlijk doordat men na voorlichtingsprogramma’s te snel resultaat verwacht. Ten vierde is belangrijk dat de gedragsverandering geritualiseerd wordt in de vorm van een contract. Daardoor krijgt deze de status van verworvenheid.
Alles overziend lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat rekening houden met een andere cultuur, niet betekent dat je je welgemeende rationele argumenten maar beter thuis kunt laten. Je mag er blijkbaar op vertrouwen dat als je een andere cultuur in de gelegenheid stelt jou argumenten op hun eigen manier te toetsen, dat ze dan uiteindelijk tot dezelfde conclusie komen. Geen cultuurrelativisme dus, maar interculturele rationaliteit.