Naar aanleiding van Nova, 14 januari 2010
Wie ongelijk heeft kan niet leiden. Daarom dat politici zeer terughoudend zijn in toegeven dat ze ongelijk hebben. Balkenende is daarin een speciaal geval, vanwege zijn verdedigende tactiek. Liefst debiteert hij onbetwistbare algemeenheden. Daar kun je je geen buil aan vallen. Ook stelt hij beslissingen graag uit om niet zijn nek te hoeven uitsteken. Door steeds dezelfde formuleringen te gebruiken (en daarbij te kijken alsof hij iets zeer wezenlijks gaat vertellen) voorkomt hij zijn verdediging niet op orde te hebben. Discussies komen hierdoor in een vicieuze cirkel terecht en dat verwijt hij (heel slim) niet zichzelf, maar zijn opponenten. Deze moeten maar niet vragen stellen waarop hij steeds hetzelfde antwoord geeft. Discussies met Balkenende komen zodoende nooit echt van de grond. Van een echte uitwisseling van argumenten is maar mondjesmaat sprake.
Maar toen kwam de commissie Davids met haar rapport. Het is bepaald geen rapport dat flink om zich heen mept. Toch heeft Balkenende het maar wat moeilijk mee:Het noodzaakte hem zijn ongelijk toe te geven. Pas toen een acute kabinetscrisis dreigde, heeft hij daadwerkelik toegegeven. Dat wordt nu opgevat als een knieval voor Bos. Wezenlijker is evenwel dat hij zijn ongelijk aan zichzelf heeft moeten toegeven: Zijn verdedigingslinie is nu gebroken. Nooit zal het meer zo zijn als dat het was, toen hij zijn gelijk nog staande kon houden.
Toen Opinio nog bestond, nam ik een proefabonnement op dat tijdschrift. Na enkele nummers ontvangen te hebben, besloot ik dat dit blad eigenlijk wel bij mij paste. Eindelijk zou ik een politiek thuis vinden, ook al was dit thuis sober qua uivoering en lag het afgelegen ten opzichte van het machtcentrum. Hoewel soms wat overdreven intellectualistisch, kon Opinio toch fungeren als broedplaats voor nieuwe gedachteconstellaties van een bepaald type.
In de nummers die ik ontving begon men in Opinio toen net het CDA in het vizier te nemen. Ik las bijvoorbeeld een verhelderend artikel over hoe het CDA via gedifferentieerde marketing de sterk uiteenlopende doelgroepen van de partij toch aan zich wist te binden. Toen kwam het artikel waarin de schrijver ondertekende als zijnde Balkenende. Het was niet een uitzonderlijk geestig artikel, en de grap was ook niet echt voor herhaling vatbaar. Toch maakte de echte Balkenende er een principekwestie door Opinio voor de rechter re slepen. Toen de rechter Opinio in het gelijk stelde, vatte Balkenende dat allerminst sportief op, maar dreigde hij met een bodemprocedure die het toch al armlastige Opinio alleen al vanwege de hoge kosten de nek zou breken. De geldschieter van Opinio wierp toen de handdoek in de ring en van de een op de andere week verscheen het blad niet meer.
In mijn ogen ging het helemaal niet om die stijlfiguur waarbij de auteur zich uitgeeft voor een ander (volgens de rechter gebeurde dat op een voldoende doorzichtige manier). Dat was eerder de stok om de hond te slaan. Waar het om ging, was dat men bij Opinio, deels vanuit verwantschap, deels vanuit oppositie, het CDA en diens leider haarfijn wist te fileren. Het irriteerde Balkenende dat de discussie over hem zo dichtbij kwam dat het zijn verdedigingslinie begon aan te tasten.
Daarin zit volgens mij de overeenkomst met Balkenende’s houding ten opzichte van de kwestie Irak, beschreven in het rapport van de commissie Davids. Balkenende verdedigt niet zijn gedachtegoed. Balkenende verdedigt zijn verdediging. Het hart van Balkenende is zijn verdediging.