In de aflevering van In Europa op 21 december 2008 over 1946 zegt Geert Mak tot twee keer toe: “Het was gebeurd en we hadden er allemaal bijgestaan.” Met deze retorische uitspraak slaagt Mak erin de schuld van de jodenvernietiging te generaliseren. “U bent ook schuldig, want u stond er ook bij.” Dat ik toen nog niet geboren was; dat ik geboren ben in een streek waar van oudsher weinig joden woonden; dat tijdens de oorlog het bestaan van concentratiekampen geenszins algemeen bekend was, dat doet er allemaal niet toe want Geert Mak heeft bepaald dat we er allemaal bijstonden.
Dan vind ik de uitspraak van die Joodse vrouw veel meer verfrissend. “Moeten we dan nog eens barmhartig zijn,” zegt ze naar aanleiding van de dreigende vrijlating van de drie van Breda. Hoewel van joodse afkomst, toont ze zich hier niet als een icoon (of een sjaboon) waar je je schuld aan kunt belijden, maar als een gewoon mens die toegeeft dat haar vergevingsgezindheid tot menselijke proporties beperkt is. Ze vraagt ook niet om eindeloze schuldbelijdenissen, ze vraagt alleen om uitvoering van de straf, die aan oorlogsmisdadigers is opgelegd. Zo’n vrouw begrijp ik. Iconen die je een schuldgevoel aanpraten, roepen evenwel weerzin op.