Advocate Els Lucas pleit in NOVA, 20 januari 2010 voor het proces tegen Wilders, omdat ze vind dat de rechter duidelijk moet maken waar de grens ligt. De rechter dient zijn overwegingen mee te geven hoe hij tot zijn grensbepaling komt. Als schot voor de boeg wil ik proberen voorafgaande aan een mogelijke uitspraak door rechter tot een dergelijke grensbepaling te komen.
Dat haat zaaien en discriminatie tot het strafrecht gerekend worden, geeft al aan dat het hier om nogal ruige overtredingen gaat. De vraag is dan ook of deze begrippen tot het domein van vrijheid van meningsuiting te beperken zijn. Ik denk van niet.
Bij discriminatie gaat het volgens Van Dale om het maken van ongeoorloofd onderscheid. Kramer zegt dat dit onderscheid meestal ten ongunste gaat van anderen, vooral bevolkingsgroepen in het maatschappelijk veld. Ik neem aan dat een louter verbale (of symbolische) uiting niet als vanzelf tot een ongeoorloofd onderscheid leidt.
Volgens mij is voorwaarde om te spreken van discriminatie dat er daden, zijn die dit ongeoorloofde onderscheid bewerkstelligen. Ruiten ingooien bij joden, zoals dat voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog gebeurde, is een duidelijk voorbeeld van discriminatie. Maar waarom? Niet omdat een onderscheid tussen joden en niet-joden ongeoorloofd is. Dat onderscheid maken joden zelf immers ook. Van een ongeoorloofd onderscheid is hier sprake, omdat het hier om ongeoorloofde daden ten opzichte van een bevolkingsgroep gaat.
Als deze aanname dat discriminatie noodzakelijkerwijs samengaat met ongeoorloofde daden klopt, dan mag je bijvoorbeeld zeggen “ambtenaren zijn lui.” Het betichten van luiheid is immers niet ongeoorloofd. Maar dan mag je dan ook zeggen “oude mensen zijn vergeetachtig,” ondanks het feit dat leeftijd in de grondwet expliciet genoemd wordt als criterium op basis waarvan niet gediscrimineerd mag worden? Volgens mij zou dat gezegd mogen worden. Betichten van vergeetachtigheid is immers niet verboden. Maar wat als je uit het boek “The bell curve” de uitspraak “Het IQ van zwarten is substantieel lager dan dat van blanken” citeert, of dat je deze uitspraak zonder verwijzing doet, na het boek gelezen te hebben? Deze uitspraak zou dan eveneens niet discriminerend zijn, om de reden dat het betichten van domheid niet strafbaar is. Alle mogelijke uitspraken zouden dan geoorloofd zijn, zolang ze maar niet in verband met (reeds uitgevoerde of aanstaande) ongeoorloofde daden geplaatst kunnen worden. Dit uitgangspunt zou volgens mij, de helderheid geven waar Lucas om vraagt.
Ook als discriminatie zich altijd in ongeoorloofde daden dient uit te drukken, bestaan er beperkingen aan wat er gezegd kan worden. De vrijheid van spreken wordt beknot als dat wat gezegd wordt, aantoonbaar in relatie tot vermeende ongeoorloofde daden staat. Aanzetten tot ongeoorloofde daden kan gebeuren zonder deze daden zelf uit te voeren. Toch is aanzetten tot ongeoorloofde daden strafbaar. Als deze ongeoorloofde daden dan ook nog eens gericht zijn tegen een bevolkingsgroep dan maakt de aanstichter zich schuldig aan discriminatie, ook al heeft deze alleen maar iets gezegd en niets gedaan. De opdracht om ruiten in te gooien bij joden is zodoende een evident geval van discriminatie.
Ook in het geval dat de opdracht tot ongeoorloofde daden minder expliciet wordt gegeven, kan de aanstichter toch beschuldigd worden van discriminatie. Dan kan een beroep worden gedaan op het verbod op haat zaaien. Van haat zaaien is sprake als door de aanstichter niet tot specifieke ongeoorloofde daden aanzet, maar dat toch in redelijkheid kan worden aangenomen dat tot ongeoorloofde daden wordt aangezet. Ook dan dient er, naar mijn mening, een aantoonbare relatie te bestaan tussen het haat zaaien enerzijds en ongeoorloofde daden anderzijds.
Door discriminatie en haat zaaien direct of indirect te koppelen aan ongeoorloofde daden, veranker je beide begrippen duidelijk in het juridisch bestel. Dat is nu veel te weinig het geval. Hierdoor komt men gemakkelijk in een vicieuze cirkel terecht. Als men ook verbale uitspraken als discriminerend gaat bestempelen zonder dat deze in verband gebracht kunnen worden met ongeoorloofde daden, dan wordt een uitspraak discriminerend, louter en alleen doordat deze door de rechter als discriminerend bestempeld wordt. Dat is precies wat we nu zien gebeuren. Niemand kan op juridische gronden uitmaken wat de rechter gaat beslissen, maar het oordeel van de rechter is wel beslissend. In die positie zou je als rechter niet moeten willen verkeren.
Zolang Wilders aangeeft de parlementaire weg te bewandelen, en niet op enigerlei wijze aanzet tot ongeoorloofde daden, dan is elk beschuldiging van discriminatie en/of haat zaaien wat mij betreft niet aan de orde. Als Lucas dan vraagt om duidelijkheid, dan kan de rechter deze het beste geven door beargumenteerd vrijspraak te verlenen. De aanklager kan de rechtsgang bespoedigen door alvast, eveneens beargumenteerd, vrijspraak te eisen.
P.S. Dat ik uitspraken aanhaal, betekent niet dat ik deze onderschrijf.