Naar aanleiding van Nova, 31 augustus 2009
Zijn gedachte om het hoger onderwijs te reorganiseren naar Amerikaans model, kwam wat snel na de kritiek die Plasstrek afgelopen zaterdag via NRC over zich heen heeft gekregen. Daardoor wekt hij de indruk louter te reageren op de kritiek. De indruk dat het enkel om een luchtballon gaat, wordt versterkt doordat uit een interview bij NOVA bleek dat Plassterk niet had nagedacht over eventuele budgettaire consequenties van deze grootschalige reorganisatie.
Vooral wetenschappers die wel eens in de VS gewerkt hebben, meten het Nederlandse model graag af aan het Amerikaanse. Nu is er op zich niets op tegen om functionerend systemen uit het buitenland te kopiëren. Waarom immers het wiel zelf uitvinden? Maar dan moet je wel heel goed in het vizier hebben welke problemen je daarmee hier te lande wil oplossen. Een stelselherziening is een dermate grote ingreep dat je daarmee verschillende problemen tegelijkertijd zou moeten oplossen.
Een reden waarom universitair onderwijs in Nederland dikwijls weinig toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het hbo, is dat studenten tijdens hun studie nauwelijks toekomen aan het feitelijke wetenschappelijke handwerk, namelijk wetenschappelijk onderzoek. Dat heeft tot gevolg dat universiteiten voor een belangrijk deel functioneren als een soort voortgezet voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Het probleem met de puur theoretisch opgeleide studenten, is dat ze niet echt een vak hebben geleerd als ze afstuderen. Ze hebben te weinig geleerd om output te leveren op basis van de input die ze tot zich genomen hebben. Dat maakt dat veel universitair geschoolden als het ware hun stiel nog moeten vinden, nadat ze afgestudeerd zijn.
Nu zou je kunnen zeggen: Voer meer practica toe aan de studieprogramma’s van universiteiten. Probleem daarbij is dat begeleiding bij onderzoek veel meer onderwijscapaciteit vergt dan theoretisch onderwijs. Bij veel studenten komen de onderzoekers, die dit onderwijs in onderzoek zouden moeten geven, helemaal niet meer aan hun eigen onderzoek toe.
Plassterk nu, stelt een onderscheid voor tussen ‘universities’ en ‘research universities.’ Met de studenten aan de ‘research universities’ ga je pas echt aan de slag. De onderzoekers zijn dan bevrijd van de grote drommen studenten en kunnen zich beter concentreren op enkele studenten om hen het vak van onderzoeker bij te brengen. Nadeel van deze oplossing is evenwel dat je ‘universities’ in dat geval degradeert tot leerfabrieken. Welke output kun je leveren, naa het afronden van zo’n ‘university?’
‘Universities’ als hbo inrichten, sluit minder goed aan bij de Nederlandse situatie omdat het voortgezet onderwijs hier anders georganiseerd is dan in de VS. Het verschil met het Amerikaanse systeem is dat je in Nederland na de basisschool gaat differentiëren op basis van leervermogen. De een gaat naar de havo, de ander naar het vwo, weer een ander gaat naar het vmbo. In de VS gebeurd dat niet. ‘Highschool’ is immers een soort middenschool.
Je zou het Amerikaanse systeem kunnen vergelijken met een computergame waarbij je diverse levels doorloopt. Iedereen begint bij het eerste level, maar niet iedereen haalt het hoogste level. Verschil met een computergame is dat je in het Amerikaanse onderwijssysteem niet naar het volgende level kan zodra je het vorige level gehaald hebt, maar dat voor elk level een vaste periode staat. ‘Highschool’ staat in totaal voor 4 jaar, ‘college’ voor 2 jaar. Dat betekent dat degenen met een goed leervermogen te weinig aan hun trekken komen op vooral ‘highschool’ maar ook op ‘college.’ Dat is een serieus nadeel waar Nederlandse wetenschappers die op Amerikaanse universiteiten gaan werken niet direct mee geconfronteerd worden. Ze merken hoogstens dat de instroom van Amerikaanse studenten aan de ‘research universities’ relatief laag is, ten opzichte van het aantal buitenlandse studenten. Blijkbaar haken veel getalenteerde studenten vroegtijdig af omdat ze in eerdere fases hun nieuwsgierigheid te weinig geprikkeld worden. Ook het Amerikaanse systeem heeft dus zijn nadelen.
Dat beide systemen zo hun beperkingen hebben, komt omdat zowel het Amerikaanse als het Nederlandse systeem gebonden blijven aan klassikaal lesgeven, een onderwijsvorm uit het verleden. Dat is nu volgens mij met de huidige computertechnieken zo langzamerhand niet meer nodig. Waarom bijvoorbeeld de leerstof door een leraar laten uitleggen op vaste uren in een lesrooster, als je die uitleg ook op filmpjes kunt vastleggen zodat een leerling over die uitleg kan beschikken zodra deze eraan toe is, en deze ook kan terugkijken als ze het nog niet goed begrepen hebben. In dat geval kan iedere leerling zelf bepalen in hoeveel tijd hij en level doorloopt. Ook is niet nodig dat alle leerlingen voor een vak hetzelfde level halen. Zelfs is het mogelijk dat een en dezelfde leerling voor bepaalde vakken een hoger level haalt dan voor andere vakken. Toetsing van ieder level vind bijvoorbeeld twee keer per jaar plaats op basis van een landelijke toets.
Door leerlingen levels te laten doorlopen, combineer je in feite de voordelen van het Amerikaanse en het Nederlandse onderwijssysteem: Omdat iedereen de levels in zijn eigen tempo kan doorlopen, differentieer je naar leervermogen, zoals in Nederland. Omdat iedereen de levels van onderaf doorloopt, behouden de hoogopgeleiden dezelfde basisvorming als de lager opgeleiden, zoals in de VS. Dat laatste kan later op de werkvloer zeker een voordeel zijn, omdat de hoger opgeleide weet wat de lager opgeleide weet, of zou moeten weten.
Mijn bewering nu is dat als het onderwijs op basis van levels is georganiseerd, dat er dan ook in de Europese situatie niet meer zoveel op tegen is om wetenschappelijk onderwijs als level bovenop hoger beroepsonderwijs te zetten. Wat daarbij wel belangrijk is, is dat bij ieder level niet alleen aan input maar ook aan output gedacht wordt. Om een gevoel voor onderzoek tijdig te ontwikkelen, zou je dan op de ‘universities’ ofwel het hbo veel aandacht aan toegepast onderzoek kunnen besteden. Je maakt dan van studenten toch al aanpakkers. Het hoeft evenwel niet zo te zijn dat alle output in de echte wereld gerealiseerd moet worden. Dat kan ook via simulaties. Laatst zag ik nog bij NOVA een simulatieprogramma voor hartchirurgen. Vluchtsimulators en computeruitvoeringen van managementgames, bestaan ook al lang. Praktijkonderwijs via simulatie is dus al een veelbelovende ontwikkeling die in de toekomst nog een hoge vlucht kan nemen.
Al met al hoeft dus niet gekozen te worden tussen het Amerikaanse en het Nederlandse onderwijssysteem. Beter kan gestreefd worden op een integratie van beide systemen op basis van een intensievere toepassing van computermogelijkheden die ten dele voor het oprapen liggen, en ten dele op basis van bestaande technieken ontwikeld kunnen worden.. Dat maakt het mogelijk om van het klassikaal onderwijs af te stappen en het onderwijs in te richten op basis van levels. Van klassikaal onderwijs naar level onderwijs. Iedere leerling kan dan in zijn eigen tempo werken. Wetenschappelijk onderwijs kan dan worden ingericht als een level bovenop het hoger beroepsonderwijs. Iedereen wordt dan op elk niveau opgeleid om output te leveren.