Op de vraag naar authenticiteit zijn meerdere antwoorden mogelijk. Ik pretendeer dan ook niet het enige, echte authentieke antwoord te geven. Ook presenteer ik me niet als ervaringsdeskundige die zichzelf ten voorbeeld van authenticiteit stelt. Aanleiding van dit artikel over authenticiteit is een lezing van filosoof Léon de Bruin voor Studium Generale, 17 november 2023.
Van de titel – Het zelf: authentiek of plagiaat? – was ik voorafgaand aan de lezing niet bijzonder geporteerd. Het leek me een retorische vraag waarbij de conclusie zou zijn dat het zelf een sociaal construct is, en dat er dus geen essentieel zelf bestaat. Gelukkig nam De Bruin al aan het begin van de lezing afstand van deze titel. De te beantwoorden vraag was toch meer: wat is authenticiteit nu eigenlijk? Of misschien beter: wat bedoelen we als we zeggen dat iemand authentiek overkomt?
Slaapwandelende moordenaar
De Bruin begint met een verhaal van een rechercheur die een moord onderzoekt, en daarbij tot de conclusie komt dat hijzelf de dader is. Hij blijkt de daad slaapwandelend verricht te hebben. Als we uitgaan van de continuïteit van het lichaam is hij schuldig. Naar mijn weten bestaan er inderdaad rechtssystemen die bij de schuldvraag vooral letten op de fysieke daad, en weinig rekening houden met psychologische factoren, zoals intentie of toerekeningsvatbaarheid. Ga je wél uit van psychologische factoren, dan lijkt bewustzijn van de daad een noodzakelijke eis te zijn. Of de dader moet zich al bewust in een staat van verminderd bewustzijn gebracht hebben, om vervolgens de daad te kunnen verrichten. Geen geheel denkbeeldige optie. Je moed indrinken, of oorlog voeren op amfetamine (of andere drugs) is niet nieuw.
Geen continuïteit van geest
Ervan uitgaande dat God het enig ware authentieke standpunt inneemt, voorziet de Engelse filosoof John Locke bij een misdaad toch problemen. Kiest God voor het fysieke standpunt, dan kan het zo zijn dat het lijk wordt aangevreten nadat het begraven is. Zijn dan vervolgens ook al die wormen en bacteriën die van het lijk gegeten hebben, medeschuldig? Ziet God de geest als authentiek, dan komt God volgens Locke in problemen met de diverse toestanden van de geest. Is een geest die berouw toont, nog wel dezelfde geest als die de misdaad verrichtte? Als dat niet zo is, komt dan de geest die de misdaad verrichtte in de hel, en de geest die berouw toonde in de hemel? Gevolg is volgens Locke dat je een persoon niet kan koppelen aan een geest. Het wordt voor God dus onmogelijk om te bepalen of die persoon naar de hemel of naar de hel moet. Misschien is het vagevuur uitgevonden als oplossing voor zulke twijfelgevallen.
Is of wordt de wilde nobel?
De filosofen Jean-Jacques Rousseau en Thomas Hobbes worden vaak als elkaars tegenpolen voorgesteld. Waar Hobbes meende dat de mens oorspronkelijk in een staat van oorlog van allen tegen allen leeft, en de mens voor andere mensen een wolf is, daar ziet Rousseau de oorspronkelijke mens als een nobele wilde, nog niet verpest door ingewikkelde maatschappelijke structuren, waaronder eigendom. Die nobele wilde nu ziet Rousseau als schoolvoorbeeld van authenticiteit. Authentiek is de inboorling die zonder veel beslommeringen voor zijn hut zit, de wijdte in staart. In onze multiculturele samenleving bestaat nog steeds de neiging om mensen die inreizen vanuit andere culturen als nog onbedorven te zien. Volgens Hobbes is de oorspronkelijke mens helemaal niet nobel, maar dient deze juist geciviliseerd te worden, om moreel gedrag te vertonen, en om samenleven pas mogelijk te maken.
Ondernemer of loonslaaf?
De Bruin verzucht dat er geen filosofie bestaat waarin de mens ongebonden kan zijn, terwijl ondertussen samenleven toch mogelijk is. Hij ziet daarbij wellicht Adam Smith en diens markttheorie over het hoofd. In zijn eigen tijd gold Smith trouwens als moraalfilosoof, en niet als econoom. Kern van zijn filosofie was dat via de markt het maatschappelijk belang wordt gediend, juist doordat al haar leden weinig anders doen dan hun eigen belang nastreven. Smith heeft de marktwerking trouwens niet uitgevonden, maar die heeft sinds mensenheugenis al bestaan. De markt is ook niet een louter Westers fenomeen, maar is in culturen over de hele wereld terug te vinden. Je zou het marktmechanisme als een zelforganiserend sociaal systeem kunnen zien. Zelforganiserende systemen zijn ook in de fysica en de biologie bekend.
Je kunt je afvragen of mensen in loondienst van zichzelf vervreemd geraken, en dus niet meer als authentiek gelden, juist omdat ze als loonslaaf niet hun volledige menselijke potentieel kunnen benutten. Een smit of een timmerman is in principe ook een werkman, maar dan een werkman die zijn rol als ondernemer nog niet heeft afgelegd. Ik geef toe, het opereren op een markt is lastiger dan dat je elke maand een te besteden bedrag op je bankrekening krijgt bijgeschreven. Dat het lastig is, wil niet zeggen dat het niet authentiek is. Het is toch ook veel lastiger om als jager-verzamelaar je kost bij elkaar te scharrelen, dan om bij de plaatselijke supermarkt je boodschappen te doen. Toch vindt Rousseau een jager-verzamelaar veel authentieker. Authenticiteit is als je vrij bewegen op glad ijs. Dat is ook niet gemakkelijk.
Bedenk ook dat bij Karl Marx vervreemding pas ontstaat als mensen niet meer baas zijn over hun eigen werk, als de bijbehorende ondernemerstaken als het ware vervreemd raken van de arbeidstaken. Marx beklaagt zich er zelfs over dat de loonslaaf het deel van zijn inkomen dat de kapitalistische ondernemer verdient, wordt ontzegd. Marx oplossing is echter niet om de loonslaaf te laten terugkeren naar ondernemerschap, maar om alle loonslaven te verenigen onder de hoede van communistische elite. De taken die de loonslaaf had uitbesteed aan de kapitalist worden door deze elite opgeëist.
Sartres dwang tot succes
Schrijver en filosoof Jean-Paul Sartre stelt hoge eisen aan authenticiteit. Authenticiteit krijg je niet zomaar met de geboorte mee, maar moet je gedurende je leven verwerven door de keuzes die je in je leven maakt, en wat je met die keuzes weet te bereiken. Authenticiteit kent daarbij geen recept. Je realiseert je authenticiteit pas echt, als je je leven als een kunstenaar weet vorm te geven. Sartre formuleert dat door een ontkenning, waar je even goed doorheen moet lezen.
“… wanneer men zegt: gij zijt niet meer dan uw eigen leven’, impliceert dat geenszins dat een kunstenaar uitsluitend naar zijn werken moet worden beoordeeld, er zijn duizenden andere dingen die tot zijn gestalte hun bijdrage leveren. Wij bedoelen alleen dat een mens niets anders is dan een reeks ondernemingen, dat hij de som, het samenstel, het totaal is van de relaties waarin die ondernemingen bestaan.” (38)
Sartre ziet authenticiteit dus als resultaat van ondernemen. De ontkenning in het bovenstaande citaat betekent dat niet alleen de kunstwerken van een kunstenaar, maar diens totale leven pas waarde krijgt als hij (of zij) het vormgeeft als een kunstenaar. En als dat dan niet lukt, dan ben je mislukt, dan is je leven onwaarachtig, niet authentiek:
“Een mens zet zich in zijn leven in, tekent zijn gestalte af en buiten die gestalte is er niets. Die gedachte moet stellig zwaar te dragen schijnen voor iemand die in zijn leven niet geslaagd is.” (37)
Van communisme naar communitarisme
Je zou denken dat Sartres existentialisme uitstekend past bij een liberale levenshouding à la Adam Smith. Sartre neemt evenwel enigszins afstand van zijn eigen existentialisme om intellectueel plaats te maken voor eerst het communisme, en later het maoïsme. Daarmee beantwoordt Sartre in mijn ogen steeds meer aan het ideaalbeeld van de communitaristische filosofie van de Canadees Charles Taylor die in de jaren 90 aan invloed wint. Je zou het communitarisme kunnen begrijpen als een liberale variant van het communisme.
Net als Karl Marx steunt Taylor zwaar op de filosofie van Georg Wilhelm Friedrich Hegel. Een voor zijn gehele filosofie kenmerkende uitspraak van Hegel is: Das Wahre ist das Ganze. Authenticiteit is zodoende alleen te vinden in het geheel of, voor de afzonderlijke mens, met een inzet voor het geheel. Het liberaal aspect is dat die inzet zonder dwang tot stand dient te komen, volgens Taylor als een spontane identificatie. Mij doet het sterk denken aan de jaren 80, toen het onder studenten gebruikelijk was de idealen waarvoor men zich inzette, of waarvoor men stond, uit te drukken in een symbool op een zogeheten button die voor allen zichtbaar op de kleding of de tas werd gespeld. Populair waren thema’s als vrede, antiracisme en milieu, maar ook maoïsme was een optie. Soms leek het erop dat al die buttons de drager ervan des te meer identiteit verleenden: hoe meer buttons, hoe meer identiteit. Volgens Taylor is het inderdaad zo dat je identiteit bepaald wordt door het maatschappelijke ideaal waarvoor je je uitspreekt en inzet. Daarbij acht Taylor het dan wel nodig dat er een soort consensus ontstaat over welke idealen nastrevenswaardig zijn voor de samenleving als geheel. Als er geen maatschappelijke idealen die burgers met elkaar delen, is er ook geen basis voor een samenleving.
Zelf ben ik minder gewend te denken in termen van gedeelde idealen, juist omdat idealen elkaar ook in de weg kunnen zitten. Maar ik wil er wel op wijzen dat Hegel Adam Smith, waarschijnlijk in het Duits, gelezen heeft en dat Hegel ook door Smith geïnspireerd is. Hoewel Hegel veel archaïscher overkomt dan Smith, is Smith toch vroeger te dateren als Hegel. Smith publiceerde eind 18de eeuw, en Hegel begin 18de eeuw. Ook wijs ik er nogmaals op dat Smith toen nog niet gold als een econoom, maar als een moraalfilosoof. Smith zijn morele boodschap was dat het eigenbelang van het individu niet botst met het belang van de samenleving als geheel. Maar ook Hegel was ook op zoek naar een wrijvingsloos samenstel tussen deel en geheel. Net als bij Hegel alle delen zich verenigen in het geheel als de lichtstralen in een fonkelende diamant, zo is dat ook bij de markttheorie van Smith het geval. In Hegel zit dus meer Smithiaanse markttheorie dan veel filosofen denken.
Naar Taylor toe zou ik willen opmerken dat het naar eigenbelang strevende individu bij Smith wel degelijk ook gedienstig is naar de samenleving toe. Dat individu is zich daar ook bewust van. Een bakker bijvoorbeeld verdient zijn levensonderhoud door brood te verkopen. Hij levert dus brood aan zijn dorpsgenoten, of aan zijn buurtgenoten. Met het geld dat hij daarmee verdiend, kan hijzelf ook boodschappen doen, bijvoorbeeld bij de groenteboer of de slager. Maar de bakker is zich er ook bewust van dat hij met zijn brood een bijdrage levert aan de samenleving. Zijn identiteit wordt ook gevormd door wat hij doet voor de samenleving. Dat wat hij doet voor de samenleving, wil hij ook goed doen. hij wil bekend staan als goede bakker die goed brood bakt. Zijn beroepseer is niet zozeer het geld dat hij verdiend, als wel het brood dat hij bakt. Zoals ik het zie hoeven burgers helemaal geen maatschappelijke idealen na te streven om toch een maatschappelijke bijdrage te leveren en daar zijn of haar identiteit aan te ontlenen. En laten we eerlijk zijn, dat lidmaatschap van Greenpeace of Amnesty International, meer dan een doekje voor het bloeden, is het voor de meeste mensen niet.
Kiezen of laten kiezen?
Het tegendeel van authentieke keuzes maken, is het zogeheten nudgen. Letterlijkbetekent het: een duwtje geven. Het staat voor mensen met lichte drang, en vaak zonder dat ze het weten, wat hun keuzes betreft in een bepaalde richting manipuleren. Daarbij wordt vooral ingespeeld op de gemakzucht van mensen. Staan mensen voor een rek in een supermarkt, dan kiezen ze vooral die producten op ooghoogte en grijphoogte. Dit omdat ze niet verder kijken dan hun neus lang is, of omdat ze zich liever niet bukken dan wel rekken. Dat bedrijven consumptiegedragproberen te sturen, bestaat al heel lang, en het is ook weid en zijd bekent dat dit gebeurd. Nieuw is echter dat nu ook overheden hun burgers beginnen te manipuleren richting gewenst gedrag. Een bekend voorbeeld is dat in schoolkantines gezonde keuzes op de voorgrond en ongezonde keuzes op de achtergrond worden geplaatst. Zelf denk ik dat nudgen verder gaat als dat. Overheidsinformatie wordt dikwijls niet meer objectief voor alle gevallen gegeven, maar alleen nog maar voor jouw specifieke geval: vul eerst een aantal gegevens in, dan krijg je vervolgens alleen te zien wat in jouw geval van toepassing is. Je weet dan alleen nog wat er voor jou geldt, maar niet meer hoe zich dat verhoudt tot wat voor anderen geldt. Ik zie dat ook als een vorm van nudgen, waarbij je gedemotiveerd word je in het algemeen te informeren.
De vraag is nu of nudgen binnen de filosofie van Taylor past, of juist niet. Mijn oordeel is dat het wel past. Ten eerste meent Taylor dat er teveel belang wordt gehecht aan vrij kunnen kiezen. Nudgen mikt erop dat je minder met opties overwegen bezig bent. Er wordt als het ware voor je gekozen Ten tweede kun je met nudgen doelen nastreven die Taylor nastrevenswaardig vindt. Gezond eten verbetert de volkgezondheid. Vegetarisch eten is goed voor het klimaat en de dieren. Taylor zal het prachtig vinden. Ten derde komt daarbij dat Taylor meent dat het doel het middel heiligt. Hij maakt onderscheid tussen een procedurele en een substantiële opvatting van ethiek, en kiest voor de substantiële opvatting. Zo propageert hij positieve discriminatie omdat daarmee een in zijn ogen een nastrevenswaardig doel wordt nagestreefd. Dat aan positieve discriminatie ethische bezwaren kleven, omdat het hoe dan ook toch discriminatie blijft, neemt hij daarbij op de koop toe. Dat is voor hem het kleinere euvel. Mijn reden om tegen positieve discriminatie te zijn, is niet alleen procedureel maar ook substantieel. Ik meen dat de werkelijkheid vaak complexer is dan onze denkbeelden. Daarom schieten onze denkbeelden vaak tekort. Ik vertrouw daarom liever op geleidelijke ontwikkelingen met een natuurlijk verloop, dan op social engineering.
Besluiteloos of besluitvaardig?
De 19de-eeuwse Deense filosoof Soren Kierkegaard meent dat een tekort, maar ook een teveel aan besluitvaardigheid kan maken dat iemand niet authentiek is. De Bruin illustreert de tegenstelling tussen besluiteloosheid en besluitvaardigheid via een fragment uit de film The Double, waarin twee mannen die precies hetzelfde uitzien in een restaurant een bestelling opnemen. De een is overdreven besluiteloos en de ander overdreven besluitvaardig. De besluiteloze gast twijfelt hevig en kiest uiteindelijk aarzelend een kop koffie. De besluitvaardige gast bestelt op bevelende toon richting de serveerster een hele trits gerechten en dranken. Hijzelf vindt zijn bevelende toon terecht, want het is immers de taak van een serveerster om bestellingen op te nemen.
Volgens De Bruin zou Kierkegaard de besluitvaardige man als ethisch niet authentiek kwalificeren, omdat hij zo bot is tegenover de serveerster. Net als Sartre vindt Kierkegaard keuzes die richting geven aan het leven noodzakelijk voor authenticiteit. Maar dan dienen die keuzes niet enkel gericht te zijn op de eigen onmiddellijke behoeften en verlangens, maar ook op verbondenheid met de ander. Door geen compassie met de serveerster te tonen is van verbondenheid geen sprake. De besluiteloze man vindt Kierkegaard echter niet authentiek omdat hij juist teveel compassie toont. Zijn besluiteloosheid lijkt ingegeven door een weigering om invloed op het gebeuren te willen hebben. Volgens Kierkegaard moet je om authentiek te zijn, wel deelnemen aan de wereld. Noch de besluiteloze als de besluitvaardige gaast toont dus verbondenheid.
Maar dan verwijs ik toch weer naar Adam Smith. Volgens zijn filosofie zijn bij een markttransactie beide partijen tevreden. Ik zie dat toch als verbondenheid. De klant vindt het bedrag wat de bakker vraagt voor zijn brood alleszins redelijk. Volgens de economische theorie is die prijs zelfs zolang, dat de bakker geen overwinst maakt: De beloning is precies genoeg om de kosten te betalen en genoeg over te houden om voor levensonderhoud. Ook hoopt de bakker dat het brood zal smaken, niet alleen omdat de klant dan terugkomt en voor verdere inkomsten zorgt, maar ook uit beroepseer.
Misschien wordtwat ik bedoelduidelijker dan we de transactie vertalen naar ruilhandel. Wat bijvoorbeeld als twee vrienden met elkaar afspreken dat de een de ander helpt met verhuizen als de ander de een helpt met de voorbereiding van een lastige wiskundetoets? Dan leveren ze toch allebei een sociale bijdrage, en handelen ze ook allebei in hun eigen belang. Dan kiezen allebei toch voor verbondenheid met ander.
Er bestaat nogal een sterke neiging om economisch verkeer, markt of transacties, als moreel minderwaardig te beoordelen. Ik begrijp die neiging eerlijk gezegd wel, maar bij nadere beschouwing lijkt me dat negatieve oordeel toch niet terecht. Economisch verkeer vraagt inzet, en is daarom niet vrijblijvend. Maar, denk ik dan, het leven is nu eenmaal niet vrijblijvend. Dat het leven vrijblijvend zou zijn, lijkt me een romantische gedachte, ontsproten aan het idee dat er naast werktijd zoiets bestaat als vrije tijd waarin je werkelijk jezelf kunt zijn, waarin je authentiek kunt zijn, waarin je je pas echt kunt ontspannen omdat er niks meer op het spel staat. Maar is dat wel zo? Staat niet ook bij relaties en vriendschap altijd iets op het spel?
De snelheid van authenticiteit
Wat ik miste in de lezing was aandacht voor het feit dat mensen die voor authentiek worden aangezien, in staat zijn snel, zonder veel bedenktijd, en toch adequaat te reageren. Authenciteit blijkt in mijn ogen niet uit doordachtheid, maar juist uit spontaniteit, dus mede uit snelheid van reactie. Nu is snelheid geen filosofisch, maar wel een psychologisch begrip. De score bij intelligentietesten wordt bijvoorbeeld mede bepaald door de snelheid waarmee je de vragen kunt beantwoorden. Denk ook aan het onderscheid van Daniel Kahneman maat tussen het snelle, intuïtieve en impulsieve systeem 1, en het langzame, bedachtzame en controlerende systeem 2. Authenticiteit is dan toch eerder een exponent van het snelle systeem 1.
Tijd is dus een cognitieve factor. Maar bij authenticiteit is snelheid zeker niet de enige factor. Om authentiek te worden genoemd, moet uit je snelle reactie ook blijken dat je niet louter een speelbal bent van de omstandigheden, maar dat je reactie voortkomt uit jezelf. Snelheid is dus niet het enige. Ik zou zeggen dat die reactie niet komt uit je denken, want denken kost tijd, maar ook niet uit emotie, want mensen die emotioneel reageren kunnen juist des te meer speelbal van de omstandigheden zijn. Bij gebrek aan beter zeg ik daarom dat de reactie voortkomt uit de persoonlijkheid. Dat betekent dat de authentieke reactie diep verankert: in de genen, in de ontwikkeling voor de geboorte, of in de vroege jeugd. Maar dat authenticiteit diep verankert licht in de persoonlijkheid, betekent niet dat je diepzinnig moet zijn om authentiek genoemd te kunnen worden. Ook vrolijke, lichtvoetige mensen kunnen authentiek overkomen. Ik spreek van authentiek overkomen, niet omdat ik twijfel aan de authenticiteit van vrolijke en lichtvoetige mensen, maar om te voorkomen dat ik verval in een essentialistische definitie van authenticiteit. Bovendien spreek ik van authentiek overkomen, omdat ik vermoed dat authenticiteit een sociaalpsychologisch fenomeen is. Zonder de ander kun je niet als authentiek gelden.
Ik heb al gezegd dat de reactie behalve snel ook adequaat moet zijn. De reactie moet dus standhouden, in die zin dat ze werkzaam is. Authenticiteit dient aan te slaan, niet helemaal zoals ook de motor van een auto aanslaat, maar aan te slaan bij de ander. Tijdens de lezing noemde ik dat duurzame authenticiteit. Duurzaam betekent dat de reacties van de authentieke persoon aan anderen houvast bieden. Ze bevestigen de ander in wie en hoe de authentieke persoon is. Op authenticiteit kun je als het ware bouwen.
Nu kan een authentieke reactie van diverse aard zijn. Humor bijvoorbeeld kan authentiek zijn. Natuurlijk moet humor ook verrassen, maar tegelijkertijd moet humor ook herkenbaar zijn. Een goed voorbeeld lijkt me de humor in Little Britain: Steeds weer die kotsende vrouw, steeds weer die homo met dorpsmentaliteit, steeds weer die nep-invalide. Verrassend en toch herkenbaar. Dat is misschien wel een goede typering van de ervaring van authenticiteit. Juist humor is herkenbaar als authentiek, omdat het nog niet zo gemakkelijk is om humor te maken. Moeten lachen is immers een meedogenloze test. Wat ook niet gemakkelijk is, is om adequaat beslissingen te nemen. Sociaal psycholoog Roy Baumeister geeft duidelijk gemaakt dat beslissingen, en zeker adequate beslissingen nemen, veel energie kost. Managers, directeuren en CEO’s worden dan ook bovengemiddeld betaald worden voor hun (vermeende) vermogen om goede beslissingen te nemen. Als nu iemand als authentiek wordt ervaren omdat hij of zij in staat is snel, en blijkbaar zonder veel moeite, adequate beslissingen kan nemen, dan is dat ook iets waar anderen op kunnen bouwen. En beslissingen zijn alleen goed en werkzaam als anderen daarin meegaan.
Mijn (werk)definitie van authenticiteit
Na de lezing ben ik nog even op professor De Bruin toegestapt, om hem mijn werkdefinitie van authenticiteit voor te leggen. Die definitie heb ik niet vooraf bedacht, maar deze is gedurende de lezing, en ook aan de hand van de lezing tot stand gekomen. Ik beperk me daarbij tot authenticiteit van beslissingen, omdat daar in de lezing de nadruk op gelegd werd:
Iemand kan authentiek overkomen omdat hij of zij snel kan beslissen op basis van verlangens, op een manier dat een ander daarop kan voortborduren, en de authentieke beslisser weer in staat is daarop voort te borduren, waardoor de verlangens van de beslisser zelf, maar ook die van de anderen in samenhang vorm krijgen.
Echte imitatie en goal emulation
Ik heb het nog niet over verlangen heb gehad, terwijl De Bruin dat thema wel in relatie tot authenticiteit problematiseerde. Het probleem doet zich voor mij niet voor, omdat ik het verlangen van het subject verbonden heb met het verlangen van de andere via het Smithiaanse transactiemodel. Omdat De Bruin dat niet heeft gedaan, blijft hij zitten met het dilemma dat enerzijds authenticiteit zonder gehoor geven aan je verlangens onmogelijk is, maar dat anderzijds een te veel doorschieten in bevrediging van verlangens het subject isoleert, en diens authenticiteit ondermijnt. Kierkegaard meent dat zelfs degenen die louter genot nastreven, zelfs als dit verfijnd esthetisch is, toch zelfzuchtig zijn. Dit omdat ze niets hoger achten dan zichzelf. Net als Taylor meent Kierkegaard dat het een kenmerk van authenticiteit is dat mensen boven zichzelf uitstijgen. Ook Hegel heeft het over boven jezelf uitstijgen. De Bruin merkt evenwel op dat het tegemoet komen aan je verlangens sinds Freud, door velen als ultieme levenopdracht wordt opgevat, als manier dus om authenticiteit te bereiken. Wie niet onvervaard de bevrediging van zijn verlangens nastreeft, blijft gefrustreerd en in zijn handelen beperkt.
Chimpansees blijken daar minder last van dan mensenkinderen. Kinderen het gedrag na wat hen is voorgedaan om de beloning te krijgen, ook al is een deel van dat gedrag bij nader inzien niet echt nodig is. Chimpansees kiezen echter consequent voor de kortste weg richting beloning, en laten overbodig gedrag achterwege. Chimpansees reageren dus ogenschijnlijk veel sluwer. Hun gedrag heeft veel meer van de straatmentaliteit van recht op je doel afgaan. Ze lijken streetwise. Mensenkinderen daarentegen blijven echter de bewegingen van het voorbeeld nabootsen, ook als een groot deel van die bewegingen eigenlijk overbodig zijn om het doel te bereiken. In vergelijking tot chimpansees lijken ze meer op brave conservatoriumstudenten. Mensenkinderen zijn in staat tot echte imitatie, terwijl chimpansees slechts doen aan wat heet goal emulation: het leren reproduceren van doelen zonder de meegeleverde strategie. De vraag die nu opdoemt, is of goal emulation nu een kwestie is van adequaat en snel beslissen, terwijl het imitatiegedrag van mensen kinderen uiteindelijk wel adequaat is, maar toch ook omslachtig. Zou dat betekenen dat het gedag van chimpansees als authentiek te omschrijven is, terwijl het gedrag van mensenkinderen dat niet is? Als ik terugkijk naar mijn definitie, dan denk ik van niet. Dan zouden we het gedrag van stadsschoffies die meisjes nafluiten of nasissen om hen ertoe te bewegen met hen snel tot de geslachtsdaad te komen, als authentiek moeten bestempelen. Authentiek gedrag behelst echter een inzicht dat de omgang met de eigen verlangens en die van de ander, waardoor afstemming van de eigen verlangens met die van de ander mogelijk is. Daarbij is niet zo dat de kortste route zonder meer de beste route is. Het is überhaupt al moeilijk om daarin een begaanbare uitweg te vinden die tot afstemming leidt. Het is veeleer zo dat een authentiek iemand beter in staat de stappen te bepalen die tot afstemming van verlangens kan leiden. Daarbij hoeft het overigens niet zo dat de route bij al voorbaat vast staat. De route kan ook al doende uitgestippeld worden als reacties op de vorige stap. Het is nog maar gezegd of chimpansees daar dan beter in zijn dan mensen(kinderen). Toch behoort het tot authenticiteit om daarin een begaanbare, dus behapbare, dus niet al te lange route te vinden.
Niet-duurzame authenticiteit
De Bruin was nogal gefascineerd door een parkinsonpatiënt bij wie Deep Brain Stimulation werd toegepast. De therapie verhielp in hoge mate de parkinsonklachten. De patiënt vond de therapie ook erg aangenaam. Het probleem was alleen dat de patiënt er op den duur wilsonbekwaam van werd. Ondanks de verschillen leek me de kwestie vergelijkbaar met de situatie van een beginnende drugsgebruiker.
In de jaren 70 was het zo dat Amerikaanse militairen die in Vietnam verslaafd waren geraakt aan heroïne, tijdelijk op de NAVO-basis te Brunssum werden gestationeerd voordat ze weer naar de VS mochten. Gevolg was dat de Oostelijke Mijnstreek, en vooral Heerlen, daardoor met heroïne overspoeld werd. Daardoor ontstond er ook onder plaatselijkejongeren (en Duitsers) een heroïneprobleem. Wat ik daarvan heb meegekregen is dat eigenlijk hele mooie, getalenteerde, vaak intelligente jongeren daardoor aan de heroïne geraakten. De bijbehorende ellende trad daarbij niet meteen op. In eerste instantie leken die jongeren juist een betere versie van zichzelf. Pas na een jaar verdween die aanvankelijke glans, om dan na twee, drie jaar te eindigen in de ellende typisch voor junks. Wat mij betreft, kun je de glans zulk een beginnende junk best als authentiek omschrijven. In de omgang wordt de persoon er des te aantrekkelijker en warm door. Bij musici, denk aan Keith Richards of Lou Reed, kan het ook leiden tot creativiteit. Die authenticiteit opgewekt door heroïne blijkt echter niet duurzaam te zijn, al beschikken goedbetaalde musici om de negatieve gevolgen van de neergang te beperken.
Bij die parkinsonpatiënt kun je wellicht ook zeggen dat deze door de Deep Brain Stimulation daadwerkelijk authentieker werd. Tegen de tijd echter dat dit authentieke gedrag doorslaat naar wilsonbekwaamheid, zal zulk die patiënt alsnog aan lager wal geraken, tenminste als hij aan zichzelf wordt overgelaten. Dan blijkt Deep Brain Stimulation toch geen duurzame bijdrage aan het totale welbevinden, en ook niet aan authenticiteit.
Nogmaals over nudgen
Tot nu toe hebben we nudgen besproken als de zachte drang waarmee een overheid haar burgers tot gewenst gedrag aanzet. We hebben ook gezien dat veel commercieel beleid van bedrijven als een soort nudgen gekwalificeerd kan worden. Om nudgen als een aspect van authenticiteit te zien, moeten we het echter niet aan een overheid of een bedrijf, maar aan een persoon toeschrijven. We hebben al gezien dat mensen die nudgen niet per se serieuze of belangrijke mensen zijn. Lichtvoetigheid verdraagt zich heel goed met authenticiteit. Nudgen is ook lichtvoetig in zoverre het inspeelt op het gemakkelijk maken van gewenste keuzes. Nudgen is een soort meenemen van mensen om dingen te doen of te vinden die ze uit zichzelf niet zouden doen of vinden. Maar hoe ziet nudgen dan uit als het zich in een persoon manifesteert. Zoals ik het zie, is het een soort kwinkslag die mensen op het andere been zet, waardoor ze met plezier dat doen of vinden, wat ze uit zichzelf niet wilden doen of vinden. Authentiek worden die mensen genoemd die dat goed af gaat om via een kwinkslag zulk een omslag voor te leven. Het gaat hen goed af, omdat ze met die kwinkslag zelf die omslag ook maken, en daar ook zelf plezier aan beleven. De voor hen typische kwinkslag, is voor hen een bron van plezier. Daarom willen ze die kwinkslag steeds weer maken. Wellicht is kwinkslag hier niet het juiste woord. Wat ik ermee wil uitdrukken is de combinatie van herkenbaarheid en verrassing.
Maarten van Rossum, Paul de Leeuw en Adolf Hitler ter illustratie
Ik wil kort drie voorbeelden geven van wat ik bedoel. Allereerst noem ik Maarten van Rossum. Iedereen kent zijn mopperige manier van converseren. Hij lijkt het altijd met iedereen oneens te zijn. Meningen die hij niet deelt, verwijst hij resoluut naar de prullenbak. Overal over klagen en mopperen lijkt op een conservatieve levenshouding te duiden. Toch komt Van Rossum bijna altijd uit bij de standpunten van de PvdA. Die partij geldt toch als progressief. Het genot dat Van Rossum biedt, zit in dat mopperen en tegenspreken. Daarmee trekt hij mensen die plezier beleven aan zijn gemopper richting progressieve opvattingen. Dat zijn broek en zus zo ongeveer uit hetzelfde laken en pak gesneden lijken te zijn, corroboreert met het vermoeden dat authenticiteit deels aangeboren kan zijn.
Als tweede noem ik Paul de Leeuw. Hij thematiseerde homoseksualiteit vaak in programma’s voor een groot publiek. Dat deed hij vooral door zijn eigen homoseksualiteit niet onder stoelen of banken te steken. Spraakmakend was een programma waarbij hij met het publiek de hoedanigheid van penissen besprak van mannen die verder onzichtbaar waren omdat ze achter een wand stonden, met enkel een gat op kruishoogte. De spanning haalde De Leeuw ervan af door ervoor te zorgen dat er veel kon worden gelachen. Omdat de kijkers homoseksualiteit van hem gingen accepteren, gingen ze het ook meer in het algemeen accepteren. De aanpak van De Leeuw was daarom zo werkzaam omdat steeds weer duidelijk dat homoseksualiteit hem veel plezier opleverde. Hij presenteerde homoseksualiteit als een begaanbare weg.
Tijdens de Q&A bij de lezing van De Bruin kwam iemand met de vraag of president Poetin authentiek was. De Bruin kon dat niet meteen beamen. Zelf ben ik niet geneigd op Poetin als authentiek te kwalificeren, maar dan niet omdat hij vanwege de oorlog in Oekraïne veelal als slecht mens wordt gekwalificeerd. Zelf heb ik Adolf Hitler wel eens als charismatisch bestempeld, hoewel ik zijn daden niet goedkeur. Net zo meen ik nu dat Hitler in zijn tijd door veel mensen als authentiek ervaren werd. Nu hebben de begrippen charisma en authenticiteit een zekere overlap, zonder te zeggen dat het synoniemen van elkaar zijn. Een niet onbelangrijke reden waarom Hitler als authentiek werd ervaren heeft te maken met de sterke economische opleving in Duitsland, die hij wist te bewerkstelligen in de jaren voordat hij aan oorlogsvoering begon. Daarmee werd het voor veel Duitsers heel aannemelijk dat Hitlers beleid tot gewenste resultaten leidde. Er viel zogezegd plezier te beleven aan Hitlers economisch beleid. Dat maakte dat Hitler de Duitsers ook wist over te halen oorlog te gaan voeren.
Maar ik denk dat ook zijn enerverende toespraken, ertoe hebben geleid dat het publiek hem als authentiek ging ervaren. Van zijn toespraken ging een zekere loutering uit, zoals ook van luisteren naar Nirvana een loutering kan uitgaan. Zowel de Führerreden als de muziek van Nirvana gaan over knevelingen en hoe die met grote kracht doorbroken worden. Eenmaal doorbroken ebt de spanning weg, treedt een gevoel van bevrijding op, en ervaart men ontspanning en een toegang tot een veelheid aan mogelijkheden.
Overigens, zowel met Hitler als Kurt Cobain liep het niet goed af. De door hen gekozen route bleek uiteindelijk een doodlopende weg te zijn. Daarmee is dan meteen duidelijk dat authenticiteit weliswaar een blijde boodschap is, maar toch ook een valse boodschap kan zijn. Maar wat is dan de gemeenschappelijke noemer van de drie voorbeelden? Dat is dat ieder van de drie de boodschap die ze uitdragen incorporeren. Als persoon belichamen ze de boodschap die ze uitdragen. Ze staan zogezegd voor iets. Van een vertegenwoordiger wordt ook verwacht dat hij of zij staat voor het product dat hij verkoopt. Sommige vertegenwoordigers gaan er vrij ver in dit effect te bewerkstelligen. Toch is een vertegenwoordiger uiteindelijk een surrogaat, want hij maakt het product immers niet zelf. Wat je steeds vaker ziet, is dat er geadverteerd wordt met de designer van het product. Maar voordat er fabrieksmatig geproduceerd werd, was het vooral de werkman zelf die bepaalde hoe het product zo zijn. Daarmee zijn we weer bij de bakker die niet alleen zijn brood bakt, maar ook bepaalt hoe het gebakken wordt. Daarmee zijn we weer terug bij het tweeledige actiemodel van Adam Smith. Ja, de bakker verdient zijn levensonderhoud met het bakken van brood. En ja, de bakker staat voor het brood dat hij bakt.